Spring naar inhoud

Tussen einde en begin #61. Yaïr Callender

10 april 2024

De werken van Yaïr Callender (1987) zijn uitvergrote momenten van ideeën over verbeelding. Ze zijn voortdurend in ontwikkeling. Je kunt elementen van eerdere werken terugvinden in een nieuw werk. Elementen die eerder een nevenzaak of een probeersel in zijn atelier leken, kunnen plotseling een hoofdrol vervullen. Onderdelen van eerdere werken worden in een nieuw perspectief gezet. Die onderdelen hoeven niet per se objecten zijn. Zo is er de constante uitdaging om het uitvergrote moment van verbeelding een monumentaal karakter te geven, maar ook is er de constante worsteling om kleur een functie te geven in het geheel. Dat raakt aan de fundamentele sculpturale waarden van plasticiteit en ruimtelijkheid, want die twee waarden zullen het werk uiteindelijk moeten maken, zowel fysiek als inhoudelijk.

Je zou kunnen zeggen dat het trachten te geven van een monumentaal karakter aan een moment van verbeelding eigen is aan de beeldende kunst, misschien zelfs aan alle kunsten. Dat wil niet zeggen dat alle beeldende kunstwerken daar in de eerste plaats over gaan, heel vaak niet zelfs. Zo kun je de grote Egyptische piramides, toch bij uitstek monumentaal, moeilijk uitvergrotingen van momenten van verbeelding noemen. De utopische, architectonische projecten van Claude-Nicolas Ledoux (1736-1806) zou je echter wél kunnen omschrijven als uitvergrote momenten van verbeelding. Een in Nederland beroemd, groot schilderij als de Nachtwacht van Rembrandt is monumentaal in zijn opvatting. Niemand zal ontkennen dat er uitvergrote elementen van verbeelding in zitten, maar Rembrandt moest die vanwege de opdracht in balans houden met het algemene representatieve karakter van het werk. Goya, bijvoorbeeld, hoefde in zijn etsenseries géén rekening te houden met publiek of opdrachtgever. Dat maakt dat veel etsen in de serie Los caprichos en vooral die van de serie Los disparates ondanks hun bescheiden afmetingen een monumentaal karakter hebben. Monumentaal qua compositie, onderwerp, betekenis en vooral ook qua sfeer. De etsen zijn persoonlijk tot op de grein, en toch invoelbaar voor ieder die ernaar kijkt. Ze nodigen je uit deel te nemen in de verbeelding van de maker en die verbeelding reikt tot ver buiten de grenzen van de ets en de voorstellingen blijven de kijker in grote lijnen of in sfeer bij. Dat geeft hen mede het monumentale karakter.

De installatie is bij voorkeur een genre dat zich leent voor zowel monumentaliteit als intimiteit en Yaïr Callender beoefent het inmiddels al aardig wat jaren. Vanaf het begin heeft hij zich beziggehouden met de vraag wat de monumentaliteit in een werk nu precies inhoudt. Het gaat er dan niet om een monument voor deze of gene historische persoon of voor één of andere historische gebeurtenis te maken, het gaat erom wat iets tot een monument maakt. In het begin was dat voor hem vooral nog een compositorische uitdaging met volumes, maar gaandeweg zijn inhoud en betekenis en vooral de verbeelding steeds meer hun eigen rol gaan spelen. Zijn werk is bovendien in de eerste plaats steeds sculpturaal, al zoekt hij ook vaak genoeg zijn toevlucht tot het platte vlak en al moet hij de nodige constructies maken om zijn werken beeldend te laten zijn.

In een titelloos werk (1), dat momenteel te zien is in een groepstentoonstelling bij Stroom in Den Haag, gebruikt hij het platte vlak als een soort borden die betekenis lijken te willen geven. Beide platte vlakken zijn achthoekig en werken als gezichten met een verschillend karakter.

Het ene vlak is vervat in een houten stellage met twee uitgestrekte armen, terwijl het andere, laag hangend aan de wand, in zijn eentje moet concurreren met de rest. Je kunt ze zien als gezichten, maar ook als weergaven van een kosmos. “Een” kosmos, niet “de” kosmos. De ene kosmos, in de houten stellage, is een georganiseerde kosmos van elkaar snijdende onzichtbare lijnen die op hun snijpunten licht geven als sterren tegen een donkerblauwe hemel.

In het midden is een meerkleurige kern, een ster, een planeet, een denkbeeld waarin verschillende geometrische figuren zich trachten te verenigen tegelijk met verschillende kleuren. De balans tussen blauw en geel en hun groene tussenfasen is daarbij dominant, met rood als slechts een beetje tegengas. In het midden bepalen de hoeken van een gelijkzijdige driehoek de omtrek van een cirkel, of, omgekeerd, bepaalt de omtrek van de cirkel de grootte van de gelijkzijdige driehoek. Dat is niet slechts een meetkundig gegeven, het is ook een gedachte die een balans, een harmonie tracht te vinden. De cirkel wordt overlapt door drie even grote cirkels die elkaar gelijkelijk rond het midden trachten te raken. Daar zij dat niet kunnen, blijft de restvorm in het midden zwart met een lichtgevend punt in het midden. En zo breidt niet alleen de geometrie zich uit maar ook de gedachte.

De andere achthoek toont een geheel andere kosmos. Er zijn weliswaar sterren in te ontdekken, maar verder is het een nevelige chaos met niet te ontwaren vormen. Het gips waarop de compositie gebaseerd is, heeft verschillende bewerkingen ondergaan en lijkt onderworpen te zijn geweest aan verschillende natuurlijke processen. Het resultaat is ondoorzichtig. Het heeft de materialiteit van een muur en tegelijk heeft het de ongewisse diepte van een mistige hemel. Misschien is dat de diepte die Callender ooit zag in een verweerde muur, maar aannemelijker is dat de idee al werkend en experimenterend ontstond. Nu is de grijze achthoek de pendant geworden van de geometrische sterrenhemel die in de stellage is opgesteld.

De stellage bestaat uit twee rechte armen die zich verwelkomend uitbreiden als om de kijker dichterbij en naar beneden uit te nodigen, om als het ware door de knieën te gaan voor de geometrische sterrenhemel. Op die manier vraagt de stellage letterlijk om aandacht, om nabijheid, om de idee te naderen en van dichtbij te beschouwen.

Naast de armen liggen drie objecten. Bij de rechterarm aan de binnenzijde licht een schedel opgesteld, waarvan de hersens vervangen zijn, of gevormd worden door een sterrenbol, een bol die de sterrenbeelden in kaart brengt, in het midden doorboord door materialiteit. Vanaf een afstandje, van de zijkant, lijkt het op een opzwellende rotsformatie of een ministad vol wolkenkrabbers. Een kleine chaos die een constellatie doorboort.

Aan de linkerkant liggen twee stokken. Ze doen in hun bewerking wat denken aan de Eindeloze kolom van Brâncuşi, maar voor het zelfde geld kunnen zij ook herinneren aan abstracte totempalen of magische stokken. De harmonie van de geometrische inkepingen wordt weer doorbroken door objecten, stenen, grote kristalachtige vormen, onregelmatige uitstulpingen, groeiende stenen, wederom de chaos die de ordening doorbreekt.

De beide armen van de stellage eindigen in wat houten poten, klauwen of handen zouden kunnen zijn, maar dat niet zijn. Ze eindigen met decoratieve inkepingen, alsof zich onder het hout een hele andere anatomie bevindt dan die van een hand of een klauw. Anderzijds zijn ze in hun opbouw, zoals de hele stellage, ook heel functioneel, praktisch en rationeel.

Zo blijft Callender tot in de details naar een balans zoeken tussen het spirituele en het materiële, tussen het betekenisvolle en het praktische. De beide platte achthoeken, plat als ze zijn, verbeelden in hun abstractie vooral ruimte – zoals een schilderij dat kan doen. Sterren, het donkerblauw en de mistigheid doen denken aan iets atmosferisch, de lucht, de hemel, iets waarvoor je gewoonlijk de blik omhoog moet richten, maar hier moet je als kijker door de knieën om ze goed te kunnen bekijken. Beide achthoeken bevinden zich maar met weinig afstand boven de vloer. Het atmosferische – het hemelse zo je wil – wordt aards.

De achthoek, een van de meest harmonische van geometrische, regelmatige, meerkantige vormen, staat in tussen het radicaal hoekige vierkant en de hoekloze oneindigheid van de cirkel. Als in een honingraat is de achthoek perfect inpasbaar, zowel praktisch als esthetisch. Daarnaast is de achthoek een oud christelijk symbool voor een nieuw begin; zo zijn veel doopvonten achthoekig, evenals sommige middeleeuwse baptisteria, zoals het oude Baptisterium van Florence.

Dan is er het heikele punt van de kleur in sculptuur en installaties. Kleur is de concurrent van de structuur en het vervormt de vorm. In de platte schilderkunst is het helder: kleur kan een middel zijn – en is dat idealiter ook vaak – om een vorm te maken, te karakteriseren en een plaats te geven binnen de platte compositie. In driedimensionale kunst kan kleur de plasticiteit en ruimtelijkheid juist verstoren of verdoezelen. Voor Callender is kleur een gegeven en kan daarom dus niet anders dan meespelen in een installatie. Immers, de materialen die hij gebruikt hebben van zichzelf al een kleur, al is die nog zo weinig uitgesproken. Dat daagt hem uit meer met kleur te doen. Dat moet echter niet geforceerd gaan. Zo kun je een symbolische kleur gebruiken, die dan echter het hele werk verstoort en er met de haren bij gesleept lijkt. Symboliek in een kunstwerk is leuk en aardig, maar het moet de eigen logica van het kunstwerk – en dat zijn vaak heel andere zaken – niet verstoren. Een kunstwerk moet zichzelf kunnen maken. In dit werk van Callender is de voornaamste volle kleur donkerblauw, een kleur die alleen met weinig concurrentie enigszins het voortouw neemt. Het donkerblauw staat hier voor de ruimte die ons omgeeft, de hemel, de kosmos met zijn sterren en planeten, met zijn logica en zijn chaos. In de schedel met de sterrenbol wordt het blauw ook het innerlijk. Het donkerblauw in de ene achthoek staat tegenover de grijze mystificatie in de andere achthoek die vanaf de zijlijn meespeelt.

Het is het spel van constant verhelderen en verdichten, dat Callender lijkt bezig te houden en waar hij plezier in heeft. Callender is in de eerste plaats een harmoniezoeker in al die tegenstellingen, dat is waar hij de ideeën vindt die hem bezighouden, die hem verwonderen, die hij een monument gunt. De vorm van een installatie zorgt ervoor dat je er als kijker onderdeel van kunt worden. Naast de dode schedel is ook de levende kijker welkom als onderdeel (wat dat betreft zijn de foto’s bij dit artikel vrij steriel, zo zonder een actieve beschouwer erin). Onderdelen van het werk kunnen in een volgend werk weer in een andere constellatie en met andere elementen opduiken en zo weer een nieuw monument vormen; steeds op zoek naar andere bijzondere gezichtspunten. Steeds ook op zoek naar de ideale verbeelding van alle verwondering, die Callender uiteraard nooit zal bereiken en dat is maar goed ook. Bereikte idealen zijn onverbiddelijke dode eindes, als de Piramides van Gizeh.

Bertus Pieters

(1) Yaïr Callender (1987), zonder titel (2024), verschillende materialen, variabele afmetingen, is momenteel te zien in de groepstentoonstelling Soft Intimacies in de serie Positions bij Stroom in Den Haag. Naast werk van Callender toont Soft Intimacies ook werk van Eugenie Boon, Haevan Lee, Farah Rahman en Amber Toorop.

Nu je toch tot hier gekomen bent: blijf op de hoogte en neem een abonnement (zie rechtsboven op deze pagina)

(Klik op de plaatjes voor een vergroting)

(Alle links openen in een nieuw tabblad)

VILLA LA REPUBBLICA IS NIET VERANTWOORDELIJK VOOR MOGELIJKE RECLAME OP DEZE PAGINA!!

Geef een reactie

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.